Welkom bij de N.B.V.S.


Ga naar de inhoudsopgave

Reglement Pluim

Reglementen

WEDSTRIJDREGLEMENT PLUIM



Artikel 1 ( Schietbanen )

Iedere vereniging dient per 2 teams minstens over 2 banen te beschikken (b.v. 1 en 2 teams: 2 banen; 3 en 4 teams:
4 banen; 5 en 6 teams: 6 banen; enz)

Artikel 2

De schietbanen dienen te voldoen aan de volgende eisen:
a. de schietbanen dienen zo te zijn geconstrueerd dat de pluimen niet beschadigd kunnen worden.
b. een lengte hebben van 5,50 meter, gemeten vanaf de schietschijf, welke lengte duidelijk moet zijn aangegeven.
c. de twaalf op de schietschijf moet, waterpas gemeten vanaf de staanplaats der schutters, op een hoogte van 1.60 m hangen.
Aan verenigingen aangesloten bij de bond vóór 1-9-1982, is toestemming verleend om de twaalf op de schietschijf, waterpas gemeten vanaf de staanplaats der schutters, op een hoogte van 1.55 tot 1.65 m te hangen.
Indien zulk een vereniging na deze datum hun schietbanen verandert dan dient ook zij de twaalf op de schietschijf,
waterpas gemeten vanaf de staanplaats der schutters, op een hoogte van 1.60 m te hangen.
d. de banen moeten een goede beveiliging bieden voor schutters en trekkers.
e. achter de 5,50 meter grens dient een vrije ruimte te zijn van minimaal een meter, binnen welke geen storende elementen aanwezig mogen zijn.
Toeschouwers dienen te worden toegelaten indien de ruimte daartoe geëigend is en deze aanwezigheid niet direct storend is voor de schutter.
f. de banen moeten de garantie bieden, dat er tijdens het schieten niemand op de baan kan komen.
g. in de ruimte, waarin de schietbanen zijn ondergebracht, moet een temperatuur heersen tussen 15 en 25 graden Celsius.
h. de verlichting van de schietschijven mag niet bestaan uit gekleurd licht.
i. de verlichting van de schietschijven mag niet zichtbaar zijn voor een schutter in actie.
j. bij gebruik van meerdere schietbanen moeten alle banen voorzien zijn van dezelfde soort verlichting.
k. de lichtsterkte gemeten tegen de middelste schijf moet minstens 380 lux bedragen.
l. de lichtsterkte gemeten tegen de linkse en rechtse schietschijf mag maximaal 100 lux minder zijn dan de middelste schietschijf.
m. nevenverlichting achter de schutter is aan te bevelen, maar mag de schutter niet hinderen. Tevens mag de lichtsterkte niet meer dan 200 lux bedragen.
De nevenverlichting mag niet bestaan uit gekleurd licht.

Artikel 3 ( Luchtbuksen/Pluimen )

De te gebruiken luchtbuksen moeten een kaliber hebben van 5 1/2mm en mogen naar keuze voorzien zijn van een open of gesloten vizier en korrel.
Het gebruik van één optisch hulpmiddel is geoorloofd, het gebruik van een telescoop (z.g. kijker) echter niet.
Er mogen uitsluitend door het bondsbestuur goedgekeurde buksen en pluimen gebruikt worden.
Zie bijlage tekening PLUIMEN, model 1, 2, 3, 4 en 5.
De te gebruiken luchtbuksen mogen de in de Wet Wapens en Munitie (WWM) gestelde kinetische mondingsenergie van 7,5 joule niet overschrijden.
De kinetische mondingsenergie wordt bepaald door het gewicht van de pluim en de snelheid van het geweer.
De te gebruiken luchtbuksen dienen door het bondsbestuur gekeurd en van een keuringssticker voorzien te zijn. Deze sticker dient op een zichtbare plaats op de buks te zijn aangebracht.
Vanwege de Wet Wapens en Munitie blijft iedere schutter zelf verantwoordelijk voor zijn luchtbuks.
Na iedere reparatie dient de luchtbuks opnieuw gekeurd te worden.
Het bondsbestuur verstrekt bij iedere keuring een certificaat, dat ook na verkoop van de luchtbuks aan de nieuwe eigenaar moet worden doorgegeven.

Artikel 4 (Competitiewedstrijden Pluim)

De schutters dienen uit de vrije hand te schieten, dus niet opgelegd, waarbij beide voeten achter de 5,50 meter grens dienen te zijn geplaatst.
Voor iedere schutter moet een aparte tafel beschikbaar zijn.
Het is wel toegestaan tegen de tafels te steunen.De tafels dienen zoveel tussenruimte te bieden dat een linkse en rechtse schutter naast elkaar in actie zich niet kunnen hinderen en recht voor hun schietschijven kunnen staan.
Tijdens een halve serie van 9 schoten mogen deze tafels niet door de schutters worden verlaten.
De tafels dienen persé rechthoekig te zijn en moeten voldoen aan de volgende afmetingen:
hoogte: minimaal 74 en maximaal 84 cm.
breedte: minimaal 40 en maximaal onbegrensd.
lengte: minimaal 80 en maximaal onbegrensd.

Artikel 5

Er mogen uitsluitend bonds-schietkaarten en wedstrijd-formulieren worden gebruikt, kenbaar aan de opdruk N.B.V.S.
Schietkaarten zijn uitsluitend en alleen verkrijgbaar op een of meer door het bondsbestuur te bepalen adressen.
Wedstrijden geschoten op niet-reglementaire kaarten zijn ongeldig en worden derhalve beboet conform artikel 52, punt 3 van het Huishoudelijk Reglement.

Artikel 6

a. Banen. Het aantal banen, waarop de wedstrijd geschoten wordt moet even zijn en gezien vanaf de standplaats van de schutter van links naar rechts oplopend genummerd zijn.
b. Team. Een team bestaat uit 1, 2, 3 of 4 schutters.
c. Serie. Een serie bestaat uit 18 schoten.
Iedere schutter doet 9 schoten op twee verschillende banen met 3 pluimen, terwijl hij op beide banen op verzoek recht heeft op 3 proefschoten, te schieten onmiddellijk voor elke halve serie van 9 schoten.
Na iedere halve serie van 9 schoten worden de kaarten ingeleverd bij de registratietafel. De op de kaarten genoteerde waarden dienen dan te worden gecontroleerd met de reeds op het wedstrijdformulier ingevulde resultaten.
d. Wedstrijdkaarten. Ieder team dient te zorgen voor zijn eigen wedstrijdkaarten. Deze wedstrijdkaarten dienen op de achterzijde voorzien te zijn van een nummer, datum, verenigingsstempel of verenigingssticker.
Indien twee teams van dezelfde vereniging tegen elkaar schieten dienen de kaarten qua nummering duidelijk verschillend te zijn.
Bij aanvang van de wedstrijd worden de kaarten uitgewisseld.
Iedere schutter telt en controleert zijn kaarten en houdt deze onder zijn beheer. Bij het in de baan gaan overhandigt hij telkens 3 kaarten (9 rozen) aan de trekker.
Elk thuisschietend team dient voor voldoende (minimaal 3 rozen per 9 wedstrijdschoten) proefkaarten te zorgen.
e. Trekken. De trekkers trekken de schoten van de tegenpartij. De trekker der gasten waardeert alle schoten en noteert de waarde rechts boven op de kaart en zet er tevens zijn paraaf bij.
De trekker van de thuisclub controleert de waardering en kan bij niet tot overeenstemming komen volgens de voorschriften protest indienen.
Beide trekkers dienen hun paraaf en bondsnummer op de voorzijde van elke kaart te zetten.
f. Tijd. Maximale schiettijd per schutter bedraagt 15 minuten per halve serie inclusief de 3 proefschoten.
g. Loodplaten. Bij de aanvang van de eerste en tweede helft van een wedstrijd dient lood te worden gebruikt, dat aan de schietzijde nog niet beschoten is. De loodplaten moeten minimaal 3 cm langer zijn dan het totale zichtbare gedeelte der opgehangen schietkaarten.
De loodplaten moeten uit één geheel bestaan.
Losse bestanddelen (bijv. loden rondjes) zijn niet toegestaan.
Bij aanvang van de wedstrijd dient de schietkaart geheel rechts c.q. links te worden opgezet.
Na
iedere 3 schoten (inclusief de proefschoten) dient de wedstrijdkaart een centimeter naar rechts geschoven te worden.
Bij aanvang van de wedstrijd dient de schietkaart een centimeter naar rechts geschoven te worden.
Een duidelijke centimeter markering moet op de loodplaat of op de steunlat van de loodplaat worden aangebracht.
Het gebruik van een verhoging van de loodplaat van minimaal een centimeter is toegestaan met als doel, dat ieder
schot op onbeschoten lood wordt gedaan. De twaalf van de schietschijf dient echter steeds op dezelfde hoogte te
staan als bij aanvang van de wedstrijd.
Iedere trekker/schutter dient bij elke wedstrijd en of proefschot de 12 geheel op onbeschoten lood te plaatsen (zie markering), bij proefschoten is dit niet nodig.
Indien het schuiven van de kaart niet meer mogelijk is dient de loodplaat gedraaid te worden.Dit kan om zijn as zijn of draaien achterkant wordt voorkant.
De dikte der platen moet zodanig zijn, dat een schot aan de ene zijde geen spoor oplevert aan de andere zijde. (b.v. gat of uitzetting)
h. Bewaren wedstrijdkaarten. Na de wedstrijd dienen de kaarten door de thuisclub, onder toezicht van de tegenpartij, per team op volgorde gelegd te worden. Tevens dient gecontroleerd te worden of de series compleet zijn.
Per team dient de thuisclub de 48 kaarten, in ongevouwen staat, in een hiervoor bestemde enveloppe te doen.
Deze enveloppe moet dichtgeplakt worden en over de plakstrook dienen de wedstrijdleiders hun handtekening te plaatsen.
Op de enveloppe moet tevens vermeld worden:
wedstrijd, uitslag, datum en klasse.
Deze enveloppen dienen door het secretariaat van de vereniging 3 weken bewaard te worden.
Bij wedstrijdcontrole dient(dienen) de opgevraagde enveloppe (enveloppes) binnen 7 dagen ingeleverd te worden op een door de bond nader aangegeven adres.
i. Strafmaat. Indien bij opvordering door het bondsbestuur blijkt, dat de series van een wedstrijd geheel of gedeeltelijk in het ongerede zijn geraakt, zal het team van de thuisclub dat betrokken was bij de wedstrijd in kwestie, 2 punten in mindering krijgen gebracht op het competitieresultaat.(stand)
Overtreding wordt beboet conform Artikel 52 punt 11 van het Huishoudelijk Reglement.
Indien bij controle van wedstrijdkaarten door het bondsbestuur of door hen aangewezen commissie-leden blijkt, dat het aantal foutief beoordeelde schoten zodanig groot is, dat er sprake moet zijn van samenwerking van beide teams, zal bij
beide teams, naast het corrigeren van de geschoten series, zal een door het bondsbestuur te bepalen sanctie worden toegepast.
Aan de schutters welke bij deze wedstrijd betrokken waren zal, bij het eventueel behalen van een prestatiespeld, deze niet worden uitgereikt.
j. Wedstrijdformulieren. De wedstrijdformulieren dienen in duplo geschreven te worden. Het originele exemplaar is bestemd voor het bondsbureau en het duplikaat dient de gehele lopende competitie bewaard te blijven bij het secretariaat van de betreffende vereniging.
Per e-mail verstruurde formulieren worden als origineel beschouwd.

Artikel 7

Een schutter uit een team kan tijdens een competitiewedstrijd niet meer vervangen worden door een andere schutter, indien de te vervangen schutter reeds een schot gelost heeft dat meetelt voor de bepaling van het wedstrijdresultaat. De wedstrijden worden geschoten a.d.h.v. het schietreglement.

Artikel 8

Het afschieten van een ongeladen buks of een buks met geopende loop is tijdens de wedstrijd zonder toestemming van de tegenpartij verboden. Indien dit toch gebeurt zonder toestemming van de tegenpartij dan heeft de tegenstander het recht om het betreffende schot opnieuw te doen.
Indien men per ongeluk een schot lost op de roos van een ander is men verplicht dit aan de wedstrijdleiders bekend te maken. Indien het bewuste schot op de roos van die ander het eerste schot is, kan de kaart worden vervangen. Indien er twee schoten op de bewuste roos voorkomen en het een kaart betreft van de tegenpartij, dient de wedstrijdleider het laagst in rang zijnde schot te merken, zodat dit buiten de waardering valt.
Betreft het in dit geval een roos van een schutter van het eigen team, dan vervalt het schot met de hoogste waardering. Dit schot mag opnieuw gedaan worden op de roos van dezelfde kaart die nog niet beschoten is
In alle gevallen dient het feit te worden vermeld op het wedstrijdformulier, zodat de competitieleider hiervan aantekening kan houden en bij herhaling het bondsbestuur in kennis kan stellen.

Artikel 9 (Beoordeling der schoten )

a. De trekkers mogen de pluimen pas trekken als beide schutters respectievelijk 3, 6 en 9 schoten hebben gelost.
b. De trekkers trekken de schoten van de tegenpartij en controleren de schoten van de eigen partij, waarna de trekker der gasten de waardering rechtsboven op de kaart noteert en parafeert.
c. Na iedere 3 schoten dienen nieuwe kaarten te worden opgezet.
d. Vallen er per serie van 3 schoten meer schoten op een kaart, dan is het laagst gewaardeerde schot geldig.
Dit geldt niet als de eerste 3 schoten reeds zijn gewaardeerd.
De meerdere wedstrijdschoten dienen normaal gewaardeerd te worden, waarbij verwezen moet worden naar het kaartnummer, dat hierdoor ongebruikt blijft. (kaart onbeschoten toevoegen bij de geschoten wedstrijdkaarten)
e. Een schot dat geen ring doch wel de kaart of het lood raakt wordt gewaardeerd met nul.
f. Een schot buiten het lood mag worden overgeschoten.
g. Een ring wordt geacht te zijn geraakt als hij beschadigd of onrond is. Raakt een schot drie ringen dan telt de middelste.
h. Ring 1 begint bij de buitenkant van de buitenste zwarte ring en eindigt bij de buitenkant van de op één na buitenste zwarte ring. Op gelijke wijze worden de ringen 2 t/m 9 bepaald. Ring 10 begint bij de buitenkant van het zwart en eindigt bij de buitenkant van de witte ring(gerekend vanuit het centrum).
Ring 11 begint bij de buitenkant van de witte ring en eindigt bij het wit van de 12.
i. Bij meningsverschil omtrent de waardering van een schot beslist de trekker der gasten, waarbij de trekker van de thuisclub het recht heeft volgens de daarvoor geldende regels te protesteren.

Artikel 10 (Protesten inzake waardering der schoten )

De betreffende kaart dient tijdens de waardering onmiddellijk terzijde te worden gelegd met daarop de waardering van beide trekkers en wel als volgt:
- op de voorzijde de waardering van de trekker/leider der gasten.
- op de achterzijde de waardering van de trekker/leider van de thuisclub.
Tevens moeten bondsnummers en namen van beide trekkers, in blokletters, op de achterzijde van de kaart(en) vermeld worden.
De kaart(en) welke in het protest betrokken is(zijn) dient(dienen), ongevouwen, in een hiervoor bestemde enveloppe gedaan te worden.
Deze enveloppe dient dichtgeplakt te worden en over de plakrand moeten beide trekkers hun handtekening plaatsen.
Deze enveloppe moet binnen 48 uur na de wedstrijd te samen met de borgsom ad. euro 25,00 en een schriftelijke verklaring van doel en redenen bij de competitieleider of een bondsbestuurslid ingeleverd worden.
De waardering van de leider/trekker der gasten moet op het wedstrijdformulier worden ingevuld waarbij de schoten welke in het protest betrokken zijn omringd dienen te worden.
De kosten van protesten inzake waardering komen voor rekening van de in het ongelijk te stellen partij. Indien meerdere schoten deel uitmaken van het protest die zowel gelijk als ongelijk opleveren, worden de kosten in verhouding gelijk/ongelijk doorberekend.

Artikel 11

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het bondsbestuur.

Artikel 12

Dit reglement wordt van kracht met ingang van 1-9-1993.
gewijzigd ingaande 11-09-1996.
gewijzigd ingaande 22-04-1998.
gewijzigd ingaande 23-06-1999.
gewijzigd ingaande 19-06-2002.
gewijzigd ingaande 23-06-2004
gewijzigd ingaande 24-06-2008
gewijzigd ingaande 20-06-2012
laatstelijk gewijzigd ingaande 19-06-2013





Terug naar de inhoudsopgave | Terug naar het hoofdmenu